Een mala bestaat uit een snoer van 108 kralen, soms de helft daarvan of een kwart. Het getal 108 is in veel oosterse religies een heilig getal, het verwijst onder meer naar de 108 namen van Shiva.
De kralen zijn vaak zaden van de rudraksha, de boom die volgens de legenden gevormd werd uit tranen van mededogen van de god Shiva.
De goeroekraal markeert het begin en einde van de ketting; als je hier aankomt, neem je een kort moment om aan je goeroe te denken, of aan de reden waarom je mediteert: het streven naar verlichting.
Het kwastje verspreidt de positieve energie die de mala opneemt tijdens het reciteren.
Toepassing
Een mala wordt veelal gebruikt bij mediteren:
Je hangt de mala over de middel- of ringvinger van je linker- of rechterhand; na elke mantra schuif je de ketting met je duim een kraal verder (nooit met de wijsvinger, want die symboliseert je ego). Bij de goeroekraal gekomen, draai je de ketting om, zodat de laatste kraal nu de eerste is, en ga je opnieuw rond.